
Stel je voor: de stadsplattegrond van Eindhoven gemaakt van 10.000 gekleurde glazen tegeltjes van 2 x 2 centimeter, bij elkaar gevoegd tot een kleurrijk mozaïek. Op een betonnen wand van 2,1 x 2,1 meter. Twee keer, identiek aan elkaar met één verschil: de ene zijde van de wand heeft blauw als grondtoon, de andere zijde groen. Deze verticale wand van beton gaat visueel, als ware het één plastiek, haaks over in het even grote horizontale dakvlak. Zwarte rand en zwevend, zwaartekracht trotserend. Boven een rechthoekig grondvlak dat rood, neigend naar een beetje bruin, van kleur is en gemaakt van een kleine tegel die 2,5 x groter is dan die van het mozaïek. Slechts één zijdelings steunpunt, een ‘zuil van glas’ met een hoogte van 4,20 meter, die het rechthoekige grondvlak van 2,8 x 2,1 meter en het vierkante dakvlak van 2,1 x 2,1 meter in de marge van beide verticaal verbindt. Volstrekte eenvoud, niks te veel. Om het horizontale vlak als een vrijdragend vlak mogelijk te maken is er een niet zichtbare, interne constructie heel slim bedacht van enkele schuin geplaatste staalprofielen en houten balken.
Dit kleine gebouwtje bestaat echt en is ontworpen door Gerrit Rietveld in de zomer van 1962 in opdracht van de gemeente Eindhoven. De eerste ontwerpschetsen laten nog geen zuil van glas zien maar een betonnen schijf en een zichtbare horizontale balk die het overstek ondersteunt. Alle ontwerpprincipes zijn al zichtbaar: de orthogonaliteit van alle elementen op zich en in relatie tot elkaar, het zwevende effect van het dak, de onzichtbare constructie, de toegepaste kleuren. De werktekeningen zijn getekend door de Dienst Gemeentewerken in de zomer van 1964. Uiteindelijk heeft Rietveld gekozen voor een glazen zuil in plaats van een betonnen schijf om optimaal als ‘publiciteitsmedium’ voor de inwoners van de wijk dienst te doen. Op de werktekeningen staat RECLAMEZUIL ONTWERP ARCH. RIETVELD. Wat heel duidelijk op de ontwerpschetsen is te zien, en later ook op de werktekeningen, is de aanwezigheid van de stadsplattegrond op beide zijden van de wand.
In de zomer van 1965 is dit gebouwtje als prototype, voor een serie van vijftien verspreid over de gehele stad, geplaatst op de hoek van de Hendrik Staetslaan en de Jan Heijnslaan in Woensel. Ook de mogelijkheid om als bushalte gebruikt te kunnen worden was een serieus uitgangspunt, getuige het woord ‘BUS’ op meerdere ontwerpschetsen, meestal op de betonnen schijf. Ook op een schets van de informatie die op de schijf zou verschijnen staat een overzicht van denkbeeldige buslijnen. In 1990 is dit gebouwtje verplaatst naar het Stadhuisplein, tegenover het toenmalige Stadskantoor aan de Wal, waar ook de stadsbussen halteren. Toch nog een échte bushalte. Daar heeft het een aantal jaren gestaan, maar is het vanwege de verbouwing van het Stadhuisplein midden jaren negentig wederom verplaatst naar de huidige locatie honderd meter verderop, omdat de nieuw te maken fundering de ondergrondse infrastructuur te zwaar zou belasten. Inmiddels heeft het gebouwtje aan twintig exposities van even zo vele kunstenaars onderdak geboden.
Al vanaf de eerste keer dat ik dit gebouwtje zag, toen het nog op zijn oorspronkelijke plek stond voor de Judas Thaddeuskerk, ergens midden jaren tachtig, vond ik het bijzonder. Het riep bij mij naast nieuwsgierigheid ook een onbestemd gevoel op van een in onbruik geraakte, ja wat nou eigenlijk? Van een wachthuisje? Of was het een mislukte experimentele kiosk met die dicht geverfde glazen zuil en dat bekladde tegeltableau. Gek genoeg niet van een bushalte. Maar onmiskenbaar een bijzonder gebouwtje. Van een moderne architect. Abstracte ontwerpprincipes die deden denken aan het gedachtegoed van De Stijl-beweging. Orthogonaal. Primaire kleuren: rood en blauw, geen geel maar wel groen en natuurlijk zwart en wit. Abstract. Met een beetje verbeeldingskracht zelfs te herleiden tot één van de archetypen in de architectuur, die van de primitieve hut, maar dan wel de moderne versie.
Het gebouwtje diende als bushalte en als informatiezuil. Tijdens het wachten op de bus kon de reiziger informatie lezen over wat er te doen was in de stad, maar ook wat de bouwplannen waren voor de woonwijk waarin het gebouwtje stond. En de stadsplattegrond verschafte informatie over waar je was in de stad. Althans, dat zou je verwachten, maar nog eens gekeken blijkt dat de plek van de bushalte niet op deze kleurrijke mozaïek terug is te vinden.
De vraag is dan: wat zien we eigenlijk als we nog preciezer gaan kijken? Want dit mozaïek is niet zomaar een plattegrond van de stad zoals we die in allerlei formaten en uitvoeringen gewend zijn te zien, namelijk als een precieze weergave van haar structuur, ruimte en gebouwen. Nee, deze plattegrond verschijnt in een orthogonaal raster dat bestaat uit kleurrijke vierkante tegeltjes van 2 x 2 centimeter. Schaal 1:5000. Ongeveer. Daardoor is het eerder een abstracte versie geworden van een gewone plattegrond. Een groot deel van veel informatie van die gewone plattegrond verdwijnt min of meer in dit raster. Daar voor in de plaats verschijnt een evenwichtig lijnenspel van verticale en horizontale voegen met daarop de wegen in witte tegeltjes, de spoorlijn in gele, de parken in groene en het water in blauwe.


Eigenschappen die het mogelijk maken deze bijzondere stadsplattegrond in termen van De Stijl-theorie te lezen als mogelijke opmaat naar een nieuwe ‘beelding’ van de toekomstige stad. Een manier van kijken die goed past bij de verwachtingen die het nieuwe bouwen in Eindhoven met zich meebracht, op weg naar de stad van morgen. Dit wordt nog eens versterkt door de afwezigheid van vier belangrijke historische radialen zoals de Hoogstraat/Gestelsestraat (Gestel), de Willemstraat/Strijpsestraat (Strijp), de Kruisstraat (Woensel) en de Tongelresestraat (Tongelre). De vijfde, de Stratumsedijk (Stratum) is radicaal veranderd in een moderne radiaal en maakt als zodanig deel uit van de nieuwe radiale verkeerswegen (Park Lanes) zoals Karel de Grotelaan, Kennedylaan, Eisenhowerlaan, Fellenoord en Prof.Dorgelolaan. De Boschdijk en Geldropseweg zijn belangrijk genoeg om als historische radiaal wél deel uit te maken van de radiale structuur van de stad. Kortom, de historische onderlegger van het kleine stadje Eindhoven met daaromheen de vijf dorpen staat in dienst van een ideale kijk op de toekomstige veel grotere stad.
Nog iets dat opvalt, direct in het oog springt eigenlijk, zijn zes rode tegeltjes, her en der verspreid over de plattegrond. Het blijken de posities te zijn van zes gebouwen in het Eindhoven van 1964. We zien het Van Abbemuseum (1936) aan de Wal, het Station (1956) in het centrum, het Hoofdgebouw van de Technische Hogeschool (1963) aan de Dommel, de Schouwburg (1964) aan de Stratumsedijk, Philips Nederland (1964) aan de Boschdijk en het Evoluon (1966, reeds in aanbouw in 1964) in het park.






Onduidelijk in dit rijtje is de positie van het onderste rode tegeltje. Die positie roept vragen op over welk gebouw daar nu precies wordt aangeduid. In een eerste reflex lijkt het te gaan om de Schouwburg (1964) op de kop van het Stadswandelpark, maar dat zou betekenen dat de plek niet juist staat aangegeven. Want de Schouwburg staat aan de zuidzijde van de witte tegeltjes van de Doctor Schaepmanlaan en het rode tegeltje bevindt zich aan de noordzijde hiervan. In dat geval zou het enige bijzondere gebouw op het rode tegeltje het vroegere Sportfondsenbad (1935) kunnen zijn. Of misschien wel het gebouw voor de Raad van Arbeid (1942). Maar dan kloppen de afstanden ten opzichte van het Van Abbemuseum weer niet. Maar stel dat de Doctor Schaepmanlaan verkeerd is aangegeven, dan zou het rode tegeltje weer wél de Schouwburg kunnen zijn. Dus, kan er een foutje gemaakt zijn? Dat zou zomaar kunnen, want wat ook ontbreekt in deze mozaïek is de markering van de Dommel en Tongelreep aan de zuidzijde van de binnenstad. Misschien geen fout, maar gewoon slordig. Niet vergeten, het gaat per slot van rekening om het aanbrengen van tienduizend tegeltjes! Dit maakt het aannemelijk om te denken dat het zeker gaat om de Schouwburg.
De volgende vraag is dan: waarom déze zes gebouwen? En geen andere, destijds bekendere gebouwen. Zoals de Catharinakerk (1867), toch een neogotische hoogtepunt in de stad met een architect van naam. Of het oude Stadhuis (1869) dat bijna honderd jaar later gesloopt zou worden, maar in 1964 nog in haar volle glorie belangrijke hoeksteen voor de identiteit van Eindhoven als historische stad. Dat is niet toevallig. We weten om welke gebouwen het gaat, vijf van de zes zijn in 1964 nieuw, twee ervan zijn zelfs nog in aanbouw. Willen we een beeld krijgen van deze serie van zes gebouwen, die zo verspreid liggen in de stad, dan help het om deze gebouwen denkbeeldig naast elkaar te plaatsen. Zoals op een ansichtkaart met daarop Groeten uit Eindhoven, een typisch fenomeen uit de jaren ’60. We zien dan door deze nieuwe gebouwen heen een beeld verschijnen van Eindhoven als een moderne grote stad, het dorp en haar geschiedenis voorbij.
Het station was het eerste moderne gebouw van beton, staal en glas maar ook nog van metselwerk dat in de stad verrees. Een aantal jaren later verschijnt het eerst echt moderne gebouw van beton, staal en glas, het hoofdgebouw van de Technische Hogeschool. Een paar jaar later de moderne schouwburg aan de rand van het Stadswandelpark. Vrijwel direct daarna het hoogste gebouw van de stad: Philips Nederland met een zichtbaar experimentele bouwconstructie en het in aanbouw zijnde Evoluon, in absolute zin het meest spectaculaire gebouw in de stad van die tijd. Inmiddels iconisch. Vijf zeer moderne gebouwen en het Van Abbemuseum als representant van een traditionele architectuur, weliswaar op moderne wijze ontworpen, maar vooral behoudend en gesloten van aard. Voor het moderne beeld van de stad nodig als contrapunt, zodat de radicaal andere sfeer van de vijf nieuwe gebouwen optimaal tot zijn recht komt. Opener, frisser, nieuw, van een stad voor de toekomst, voorbij de in zichzelf gekeerde traditionele stad, naar een open stad van continue ruimte, licht en lucht. Optimistisch!
Dit heldere gebouwtje van Rietveld mag dan niet zo gefunctioneerd hebben als bushalte, het heeft zeker in het begin als welkome bron van informatie gediend voor de nieuwe bewoners van Woensel om op een destijds nieuwe manier de ontwikkeling van hun stadsdeel en andere culturele informatie te kunnen volgen. Maar bovenal overstijgt het ontwerp van de bushalte haar functionele dimensie en kunnen we haar verschijningsvorm ook in het verlengde zien van het verlangen van deze stad om te willen ontsnappen aan het dorpse en te streven naar het moderne en grootstedelijke. Door deze zes rode tegeltjes in een veld van bijna tienduizend zo te plaatsen is Rietveld erin geslaagd deze stadsplattegrond meer te laten zijn dan ‘gewoon een plattegrond’. Dit kleurrijke mozaïek laat niet alleen zien wat er is maar ook wat er mogelijk is, wat er gaat komen, namelijk de stad van morgen. Deze bushalte van Rietveld draagt de belofte in zich van een nieuwe toekomst en wijst de weg naar een moderne identiteit van de stad Eindhoven.
Herman Kerkdijk